Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 77.
De afgelopen tijd hebben we betrekkelijk weinig Belgische liedjes de revue zien passeren. We hadden in aflevering 65 (zes weken geleden alweer) Belgian Asociality met zijn slordige Verkavelingsvlaams, en daarna in aflevering 69 Flip Kowlier met zijn onversneden, moeilijk verstaanbare dialect.
Vandaag behandelen we de Fixkes uit Stabroek bij Antwerpen. Hun akoestische pop zit er eigenlijk een beetje tussenin. Ik kan niet zeggen of het nou verwaterd Antwerps is of Verkavelingsvlaams met heel veel dialect-elementen. Dat heeft er zeker mee te maken dat de dialecten van Antwerpen en omstreken heel wat ‘Nederlandser’ zijn dan het West-Vlaams. Voor West-Vlamingen is er een duidelijke grens tussen Nederlands en dialect; mengvormen staan altijd aan één van beide kanten. Antwerpenaren lijken een vloeiend continuüm te beheersen van ‘plat’ dialect naar ‘netjes’ Nederlands.
De discussie of de taal van de Fixkes wel of geen Antwerps is, is niet zonder belang. Ze zingen namelijk in een taal die nog best veel mensen gebruiken. Als die mensen allemaal Antwerps spreken, staat het dialect anno 2017 in bloei; is hun manier van praten Verkavelingsvlaams, dan ligt het Antwerps juist behoorlijk op apegapen.
In ieder geval: de Fixkes zingen in hun alledaagse spreektaal, die iedereen in Vlaanderen en de meeste mensen in Nederland wel verstaan. In 2007 hadden ze een nummeréénhit met “Kvraagetaan”.
Een nummeréénhit is meestal een dikke oorwurm: een onverbiddelijk meezingbaar refrein, een paar stevige hooks en een feilloze productie. Dit nummer biedt dat allemaal niet: het overschreeuwt zichzelf bepaald niet, het is niet gemaakt om in je hoofd te blijven hangen en in de disco doet het niet veel.
Maar, zo eerlijk moeten we tien jaar later wel zijn, eigenlijk heeft het nummer ook geen uitzonderlijke diepgang. Het is niet of we hier nu naar een moderne klassieker luisteren, die met de jaren beter wordt. En toch viel niet alleen heel Vlaanderen ervoor, maar ging ook het roemrijke Nederlandse indielabel Excelsior overstag. Wat doen ze dan zo goed?
Dat is niet moeilijk. Hun werk is een en al nostalgisch escapisme. De zanger tikt de dertig aan, met de daarbij horende (ver)twijfel(ing) (“‘k Zen dertig en cultureel gepensioneerd”, heet het in “Dertiger.be”, van dezelfde cd als “Kvraagetaan”). Zijn antwoord is vluchten in het verleden, in de jaren tachtig. Niet met de muziek van toen (uptempo synthesizerpop is geen ideale soundtrack voor dagdromen van vroeger, al wordt er wel op toegespeeld), maar wel met teksten over toen. Er waren meer dertigers in Vlaanderen; die zaten met hetzelfde sentiment en hadden wel oren naar dit liedje. Ik was in 2007 pas 23, maar zelfs ik kan al heel wat met het verloren paradijs dat ze beschrijven.
Makkik binnen makkik binnen om een lieke te beginnen
over de dinges die kik mij almmaal herinner
uit de goeien ouwen tijd van rekenen en vlijt,
een leven zonder zorgen, ambitie of spijt.
Dat zijn nog algemene, tijdloze herinneringen. Ook onze ouders kregen rapporten met Rekenen en Vlijt, en ook zij hadden een jeugd waarin ze zich nog geen zorgen hoefden te maken. Ook de teksten van “Wat je zegt ben je zelf” en “drie kier durven is doen” komen ons erg bekend voor. Je hoopt bijna dat kinderen van nu dat nog steeds zeggen.
Andere dingen zijn wat typischer voor dit tijdperk. De jaren tachtig worden herinnerd als een analoog tijdperk. Er is een Commodore in huis en op de kermis kunnen ze OutRun spelen, maar de grote revolutie is nog niet in zicht:
Er waren geen cd’s, geen mp3’s,
alleen maar wa cassetjes.
In de tijd dat er nog geen World Wide Web was, vulde je je dagen met tv kijken. Stabroekse kinderen keken The A-Team, zoals overal, en mochten opblijven voor het Songfestival. Maar ook de Nederlandse tv was geliefd: Flodder (“Maar buurman, wat doet u nu?”) verhit de gemoederen en Ron’s Honeymoonquiz wordt gretig bekeken. (Voordat RTL4 werd opgericht, zat Ron Brandsteder bij de TROS en was zijn programma ook in Vlaanderen te ontvangen.)
Toch ligt hier ook de kloof met mijn generatie. Veel kinderen in mijn klas keken ook naar The A-Team, maar dat waren herhalingen. Flodder was voor ons een comedyserie, geen film. Als iemand van mijn generatie dit nummer had gemaakt, was het waarschijnlijk over tekenfilms gegaan: begin jaren negentig brachten we onze halve vrije tijd door met David de Kabouter, Ovide en Teddy Ruxpin.
Hoewel Sam Valkenborgh (zanger en artistiek brein) nare herinneringen heeft aan eten dat hij niet lustte, of aan warm aangekleed worden in de winter, idealiseert hij het verleden wel.
Haten was nog geen nationale sport,
alleen misschien die koteletten op ons bord.
We snappen wat een Vlaming daarmee bedoelt. In de jaren negentig kwam het Vlaams Blok gigantisch op, in het decennium daarna kregen we het islamitisch extremisme. Allemaal nog geen sprake van in de jaren tachtig. Maar dit waren wel de jaren van de Bende van Nijvel, grote corruptieschandalen en intense verdeeldheid over taalkwesties en abortus. Belgen die toen al volwassen waren spreken van de Loden Jaren Tachtig. Maar zo heeft onze zanger het niet beleefd. Hij maakte alleen gezellige dingen mee. Zegt hij achteraf, nu hij de dertig gepasseerd is…
De zanger zegt nog net niet dat alles vroeger beter was. Nee, hij zegt dat alles vroeger zo “simpel” was. Ook dat is natuurlijk onzin. Je kon nog niet vanachter je computer uitzoeken hoe alles in elkaar zat. De wereld was eerder gecompliceerder dan simpeler. Maar een kind hoeft nog niet alles te weten, en denkt bovendien snel. Zijn jeugd lijkt simpeler, omdat hij geen moeite had om te overzien wat hij wilde weten. Nu is Valkenborgh dertig en moet hij van alles weten, maar hij kan het niet meer bijhouden. Was het maar weer 1985, was hij maar weer gewoon tien…