Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 8.
Afgelopen maandag ben ik uitvoerig ingegaan op het werk van Boudewijn de Groot. Behalve “Testament”, het liedje waarom de post draaide, en Voor de overlevenden, de plaat waarvan het afkomstig is, behandelde ik ook Picknick even. Deze plaat uit 1967 is helemaal mee met de nieuwste mode in de kunstzinnige popmuziek: de psychedelica. Ons liedje van vandaag moeten we in hetzelfde licht zien. Het heet “Beestjes” en is afkomstig van Ronnie & De Ronnies.
“Psychedelica is een vlag die vele ladingen dekt”, zegt de Popencyclopedie van OOR. Dit voorbehoud – er is geen vaste definitie van het genre – moeten we hier zeker in acht nemen.
Het begrip “psychedelisch” slaat allereerst op de werking van bepaalde drugs, in het bijzonder LSD, die het bewustzijn niet verdoven maar juist stimuleren. Zulke middelen openen, in de woorden van Aldous Huxley, “de deuren der waarneming”. In die zin sluiten Ronnie en de Ronnies redelijk op de psychedelica aan. Ze zingen weliswaar niet over modedrugs als lsd of cannabis, maar wel over de oude bekende alcohol (of tabak, zoals in hun nummer “Help, help”). En hoewel het meestal verdovend werkt, kan alcohol (preciezer: het opeens stoppen met drinken als je verslaafd bent) ook delirium tremens oproepen (mocht de lezer nieuwsgierig zijn: probeer het maar niet):
Beestjes, beestjes!
Blauwe, gele, rooie, alles zit erbij.
Likkebaardend komen zij steeds dichterbij.
En ze loeren allemaal op mij!
Maar psychedelica is meer dan alleen muziek over rare stofjes. Het is een genre dat gedefinieerd is door bepaalde nummers van de Beatles en de Beach Boys, het werk van The Doors (genoemd naar Huxley!) en een hele resem aan voornamelijk Californische bandjes – te veel om op te noemen, goed voor steeds weer nieuwe ontdekkingen. In die muziek gaan de bandleden experimenteren met de beat: ongewone structuren, bijzondere gitaareffecten, uitgebreide improvisaties (of tot solo uitgekristalliseerde improvisaties), soms een ongewoon instrument (de Indiase sitar was erg geliefd) en hermetische (‘vage’) teksten. Muziek die geïnspireerd kan zijn door een lsd-trip, maar ook muziek die een soortgelijk gevoel wil oproepen, desnoods zonder middelen.
We moeten eerlijk zijn en constateren dat Ronnie en de Ronnies daar niet ondubbelzinnig onder vallen. Het liedje duurt nog geen drie minuten, heeft geen solo’s en verloopt volgens een vrij normale couplet-refreinstructuur.
Wel wijzen de galmeffecten en de ongebruikelijke manier van zingen (een beetje angstig, misschien bij de gedachte aan die beestjes?) in de richtig van kunstzinnige bedoelingen. Ik moet erbij denken aan het werk van Het, dat vorige week in aflevering 6 aan de orde kwam: een redelijk conventioneel popliedje waarin de luisteraar wordt uitgedaagd door subtiele details.
De overeenkomsten gaan overigens verder. ‘Het’ werd groot gemaakt door Bob Bouber, Ronnie en de Ronnies waren het idee van Peter Koelewijn. Zowel Koelewijn als Bouber hadden het op eigen kracht gemaakt als pioniers van de pop in de eigen taal. Beiden geloofden in de kracht van het Nederlands als popmuziektaal en spanden zich in om meer bandjes van de grond te krijgen. Helaas strandden beide pogingen in schoonheid: zowel Het als de Ronnies haalden maar één echte hit en daarna alleen de tipparade. Pogingen om op de lange termijn iets van deze bands te maken mislukten.
Als psychedelicagroep is Ronnie en de Ronnies niet helemaal geslaagd. Waar de voortrekkers zich inspanden om lsd aan de man te krijgen als geestverruimend wondermiddel, zingt deze groep vooral over de gevaren van misbruik. Is dat Hollandse ‘nuchterheid’? Mogelijk.
Er zijn mensen die platenbeurzen systematisch afgrazen op zoek naar onbekende psychedelica. Die mensen zullen de Ronnies wel overslaan en zich in plaats daarvan richten op alles wat veel kleurtjes heeft en er Amerikaans uitziet. Maar “Beestjes” is, net als “Ik heb geen zin om op te staan”, wel een bescheiden klassieker geworden.