Even een bekentenis: van Armand kende ik tot voor kort alleen “Ben ik te min”. Ook als (zelfbenoemd) expert in de Nederlandstalige pop vond ik het jarenlang niet de moeite waard om de rest van zijn werk te onderzoeken. The Kik brak deze protestzanger voor ons open. Zij lieten hem al opdraven op hun debuutplaat (“Want er is niemand”) en brachten dit jaar met Record Store Day een single met hem uit. De twee liedjes van dat plaatje, “Snelle jongens” en “Fuck the blues”, bleken afkomstig van een compleet gezamenlijk album.
Armand en The Kik zijn in veel opzichten een goed koppel. Armand is in veel opzichten blijven hangen rond 1970, The Kik maakt muziek in de stijl van die tijd. Het was de Rotterdamse band dan ook wel toevertrouwd om deze Armandcomposities, merendeels afkomstig van verschillende oude albums, van beat- en psychedelica-arrangementen te voorzien.
Anders dan Boudewijn de Groot is Armand een echte protestzanger, die vermoedelijk ook niet boos wordt als je hem zo noemt. Engagement en maatschappijkritiek toont hij echter meestal niet met grote gebaren, maar met het alledaagse. ‘Trek je niet terug met zelfmedelijden’ is een veelgehoorde boodschap (“Waar is je glimlach”, “Fuck the blues”).
Ook iemand die op zijn 69e nog steeds op industriële schaal wiet rookt en lang haar heeft, ontkomt niet aan het burgerleven: zonder schroom zingt hij (in “Giglied”) bezingt hij de vele benzinepompen die hij tegenkomt als hij na een concert met de burgerlijke, vervuilende auto huiswaarts keert. Het intellect wordt evenmin geschuwd: een liedje over de dood, die hij soms in het ziekenhuis in de ogen ziet, heet, met een verwijzing naar P.N. van Eycks gedicht De tuinman en de dood, “De weg naar Isfahan”.
De grote wereldzaken komen wel om de hoek kijken, maar nooit met enge kreten als ‘kapitalisme’ of ‘revolutie’. Het dichtst in de buurt komt nog “Gemeengoed”, waarin Armand tekeer gaat tegen de grote jongens in alle sectoren (niet in het minst de muziekindustrie). Dit is echter een cover, de enige van de plaat, en wel van de extreemlinkse zanger David Rovics.
Veelzeggend, want ondanks zijn ongenoegen lijkt de nuance Armand beter te passen. Zonder specifiek doelwit en met een algemene boodschap zijn zijn liedjes ook een stuk tijdlozer. “Ik heb te veel stellingen gehoord om er nog maar eentje te geloven”, zo klinkt het in “Te veel werelden”, en “Ik kan die tijd wel beter benutten / dan me door een of ander normenstelsel op te laten jutten” (“Ik heb het gevonden”). Dat laatste liedje ademt vooral de drop-outboodschap die in de hippietijd soms provocatief werd gepreekt: geen carrière maken, gewoon blowen. Het sarcasme druipt ervan af, maar wat de zanger echt wil, komen we niet te weten: spreekt hier Armand de grootverbruiker, of hebben we juist te maken met een lied tegen blowers wie de rest van de wereld niets meer kan schelen?
Muzikaal ademt de plaat de geest van de sixties, maar bepaald niet de geest van hasjiesj. De beatachtige rock is soms best stevig en in de liedjes “Te veel werelden” en “Waterfiets” bijna opgefokt. Wel ademt vooral kant B een sterk psychedelische sfeer, met blazersarrangementen, onaangekondigde tempowisselingen en vage teksten (bijvoorbeeld “Een mens is wat ‘ie geeft”). “Giglied” is zelfs een countrynummer – niet het eerste genre dat je met de protestgeneratie in verband brengt.
De muziek is over het algemeen goed; er lijkt geen slecht liedje tussen te zitten. “Snelle jongens”, eerder dit jaar de A-kant van het singletje, springt eruit als pakkend liedje, “Een mens is wat ‘ie geeft” als muzikaal interessante song.
Hoewel Armand veel woorden nodig heeft voor zijn wijdlopige verhalen, en hoewel je je kunt afvragen of je na vijftig jaar protesteren niet een keer aan wat anders toe bent, is er al met al weinig op dit album aan te merken. Het zal waarschijnlijk geen klassieker worden, maar het is wel meer dan een curiosum. De bejaarde zanger en de hippe band vullen elkaars leemtes op en strijden niet om de meeste aandacht: die is gewoon voor Armand. Iedereen die zich afvraagt hoe zo’n samenwerking nou klinkt, kan het album rustig aanschaffen. Mocht deze plaats íéts bereiken, laat het dan zijn dat ik eindelijk eens ga kijken wat de Brabantse protestzanger de afgelopen veertig jaar heeft gemaakt.
Niet in het minst moet zijn ‘niet het minst’ helaas een veel voorkomende fout. Schrijft je een recensie komt er zo’n idioot langs die alleen maar daarover begint!