Het meeste gebeurt deze week natuurlijk ’s avonds na achten. Dan komen de grote concerten met de laureaten en de routiniers. Maar de Gaudeamus Muziekweek omvat ook lunchconcerten. Gisteren en vandaag stond er werk van conservatoriumstudenten geprogrammeerd, gisteren uit Amsterdam, vandaag uit Den Haag. Ook als je net bezig bent, verdien je het dat je werk besproken wordt.
Eén ding kunnen we er zeker uit opmaken: de tijd dat Den Haag voornamelijk Andriessen-adepten voortbracht (de roemruchte Haagse School) ligt achter ons. Vier componisten stonden er op het programma, met alle vier een totaal verschillende stijl. De werken stonden geprogrammeerd van conservatief naar experimenteel.
De Venezolaans-Colombiaanse componist Renan Zelada bracht Trois Tableaux voor accordeon naar Cloud Nine. Tonaal, melodisch en met sterke folkinvloeden – het stuk lag bijzonder goed in het gehoor. Hoewel zijn werken iets verrassender mogen, verdient hij zonder meer een pluim dat hij zo ‘mooi’ durft te componeren, zonder angst om niet vernieuwend genoeg te zijn. Alleen jammer dat die folkmelodieën juist op een accordeon worden gespeeld: je moet rode rozen niet rood kleuren. Op een harmonium of orgel hadden ze ook mooi geklonken.
De Griek Nikos Kokolakis had filmmuziek gemaakt bij de artistiek-vervreemdende stomme film At Land. Dit stukje film uit 1944 is zijn tijd een end vooruit en maakt diepe indruk. De muziek helaas niet. Kokolakis krijgt de juiste sfeer te pakken (een ongemakkelijk klanktapijt van blazers met eenzame pianotonen), maar verzandt al snel in clichés. Zonder de film blijft er van de muziek weinig over.
Het volgende werk heette 4 Glides en kwam van de Estische Liisa Hirsh. Dat werk was eigenlijk best goed, maar niet geschikt voor mensen die niet van glissandi houden. Het stuk bestond namelijk geheel uit vloeiend stijgende en dalende noten. Hiermee deed het me aan Gloria Coates denken. De uitvoering was helaas niet perfect: de zangeres, die een paar woordeloze glissandi had, was nauwelijks te horen tussen de instrumenten.
Een deel van de muziekwereld is nu eenmaal geobsedeerd door bliepjes. Niet-liefhebbers van elektronische muziek moeten dat accepteren. De Noor Eirik Brandal is zo iemand, blijkens zijn SJOF. Vier musici stonden achter een tafel met elektronische muziekapparaten. Een oningewijde kon misschien denken dat ze aan het retrogamen waren: veel van de piepjes en knallen deden onmiddellijk denken aan primitieve soundtracks bij oude computerspelletjes, ook al is Brandal van 1991 en heeft hij die tijd niet meegemaakt. Een hele lading aan andere associaties kwam langs: morseseinen, een cardiograaf (piep… piep… piiiiiiiiiii…) en een brandalarm. Hoogst onaangenaam allemaal, zeker omdat het hard uit de boxen kwam (gelukkig nog net onder de pijngrens). Naarmate het stuk vorderde, begon ik me wel af te vragen of die eindbaas nu eindelijk dood was. Het was lang geen slecht stuk, maar je moet echt wel iets met het genre hebben om ervan te genieten.
De muziek die we hoorden kwam van compositiestudenten. Die hebben heus nog wel wat te leren, anders hoefden er geen conservatoria te bestaan. Maar een slechte reclame voor de studie compositie was het zeker niet.