Vanaf zaterdag 27 april komt er een nieuw programma op de Concertzender. “Sanssouci” gaat het heten, en het is helemaal gewijd aan de klassieke en preklassieke periode. Drie keer raden wie het programma gaat maken!
Klassieke muziek, en daarmee bedoel ik de muziek van de klassieke periode (zeg maar 1750-1810, met flinke overlap naar beide kanten), is al sinds mijn tienerjaren een grote liefde van me. Terwijl mijn klasgenoten zich stortten op popmuziek – eerst de hitparade, daarna iets alternatiever spul – dweepte ik met Mozart en Haydn. En met hun tijdgenoten, want een stijl die me zo intens blij en gelukkig kon maken, daar moest ik méér muziek van kennen. Dus kocht ik geregeld cd’s van Stamitz (vader en zoon), Dittersdorf, Vanhal, Pleyel, Cannabich en natuurlijk de Bachzonen.
Mettertijd stokte deze ontdekkingstocht. Mijn smaak verbreedde zich, mijn beurs iets minder, waardoor ik voor hetzelfde geld andere cd’s kocht. Bovendien begreep ik, door mijn studie, steeds beter waarom Mozart en Haydn bekend waren gebleven en hun tijdgenoten niet. Die twee helden bieden toch net dat beetje extra waardoor we ze als genieën vereren. Zo’n Stamitz of Dittersdorf is misschien wel eerste categorie, maar geen buitencategorie. En Pleyel – die klinkt wel op en top Haydnesk, maar als je vervolgens leest dat de symfonie die je hoort in het zelfde jaar geschreven is als Beethovens Eroica-symfonie, dan verbleekt zijn ster toch danig. Zodoende begonnen deze cd’s stof te happen in mijn platenkast.
Maar oude liefde roest niet. Van tijd tot tijd kom ik toch weer uit bij het midden en eind van de achttiende eeuw, de tijd dat componisten behapbare, zorgeloze muziek schreven en daar volledig in geloofden. De tijd dat muziek een speelveld werd in de strijd tussen de adel en de burgerij – die allebei hun best deden om de muziek zo intensief mogelijk te bevorderen. De tijd waarin de componist zijn status zag veranderen van ambachtsman tot kunstenaar, van dienend lakei tot heerser van de concertzalen. Een magische tijd, waarin van alles loos was. En hoewel wij niet doen en denken als achttiende-eeuwers, kost het ons weinig moeite om die magie door de noten heen te voelen!
Zo kwam ik onlangs op een idee. Zoals jullie weten doe ik al jaren vrijwilligerswerk voor de Concertzender. Nu heb je daar programma’s gewijd aan specifieke stijlen. Bijdetijds, Radio Romantica, Zwerven door de Barok. Zou het niet leuk zijn, dacht ik, als er ook zo’n programma was voor de klassieke periode?
Dat bedacht ik me vorige maand – en het ging allemaal een stuk sneller dan ik had kunnen dromen. Er bleek een gat in de programmering te zijn ontstaan, waarvoor een nieuw programma moest worden bedacht. Stom toevallig was ik aanwezig bij overleg daarover, en prompt werd mijn idee aangenomen! Helemaal verbaasd was ik toen ik hoorde dat het programma al eind april op de radio komt. Geen maandenlange procedure waarin iedereen zijn zegje doet, niet wachten op een nieuw seizoen in september, gewoon meteen het gat vullen. Alles beter dan eindeloze herhalingen van oude programma’s.
Ik ben niet de eerste met dit idee. Tussen 2014 en 2019 was er al een programma met de naam “Zuiver klassiek”. Dat kwam zelfs wekelijks op de radio (mijn programma komt straks twee keer in de maand) en raakte zodoende aan meer dan 200 afleveringen. Robbert Jan de Neeve – want deze radioveteraan was het – heeft me daar aardig wat gras voor de voeten weggemaaid. Echter, na vijf jaar radiostilte wordt het misschien wel weer eens tijd.
Wel vond ik dat het programma dan geen “Zuiver klassiek” moest heten. Met alle respect voor Robbert Jan de Neeve: ik vind dat geen geweldige naam. Ten eerste klinkt het drammerig pedant – je wilt maar zoveel mogelijk benadrukken dat je het gebruik van het woord ‘klassiek’ voor alle westerse ‘kunstmuziek’ verkeerd vindt. Ten tweede is het maar de vraag hoe zuiver klassiek de programmering is. Ik zal vaak genoeg componisten laten horen die nog met één been in de barok staan, en zelf maakte De Neeve frequente uitstapjes naar wat ik toch echt vroege romantiek zou noemen.
En tot slot mist de naam gewoon een wow-factor. Je wilt een naam die meteen het beeld van de pruikentijd oproept. “Sanssouci” voldoet daaraan. Sanssouci was het paleis van de muziekminnende vorst Frederik de Grote, werkgever van onder meer Carl Philipp Emanuel Bach. Deze componist hoort niet alleen zelf bij dit tijdvak, hij was ook de grote held van iedereen die tussen 1750 en 1800 een noot aan het papier toevertrouwde. Bovendien betekent sans souci ook gewoon ‘zorgeloos’. En is dat niet het gevoel dat je bij zoveel van die muziek onmiddellijk hebt?
De afgelopen weken heb ik me voorbereid. Natuurlijk gaat er veel Mozart en Haydn in mijn programma, en genoeg Beethoven. Hun muziek steekt er met kop en schouders bovenuit en zelfs hun onbekende werken zijn tig keer opgenomen. Er zullen dan ook genoeg programma’s komen die geheel aan hen gewijd zijn, en genoeg andere waarin ze naast hun collega’s te horen zijn.
Toch moet en wil ik ook de breedte in. In de eerste plaats met de componisten die al noemde: de kleine helden van mijn tienerjaren. Maar dat zijn Mannheimers en Weners, en die zijn al redelijk bekend. Daarbuiten ligt nog een schat aan andere muziek op ontdekking te wachten. Denk alleen maar aan de vele tientallen kleine hoven die het versnipperde Duitsland had! Allemaal hadden ze een componerende hofkapelmeester.
Of denk aan muziek uit eigen land. Labels als Erasmus hebben de afgelopen decennia flink hun best gedaan om componisten als Ruppe, Graaf, Wilms en Fodor op de plaat te zetten. (Allemaal import-Duitsers, maar toch: Nederlandse muziek.) Die muziek verdient het ook om onze oren te bereiken. En vanzelfsprekend hebben andere kleine muzieklanden hun eigen labels. Ook Deense, Zweedse, Poolse, Ierse, Portugese en Russische klassieke muziek is op de plaat verschenen. Ja, zelfs in Brazilië en de Verenigde Staten werd klassiek gecomponeerd! We kunnen dus letterlijk nog ver komen met dit programma. En natuurlijk zijn het vooral blanke mannen (of witte, als jij dat liever leest), maar ook vrouwelijke componisten en componisten met een ander kleurtje worden niet vergeten, dat is bij dezen beloofd!
De afgelopen weken heb ik verschillende papieren en elektronische bronnen afgespeurd naar onbekende componisten. Vervelend werk hoor, op YouTube naar achttiende-eeuwse muziek luisteren… Zodoende heb ik zicht op tientallen componisten, als het er geen honderden zijn, en het archief aan potentiële programma-onderdelen groeit nog dagelijks aan. Platenlabels hebben de afgelopen decennia flink werk gemaakt van het opnemen van hun muziek, en veel is vrij gemakkelijk te krijgen. Andere muziek zou ik moeten bestellen; het gaat dan vaak om nationale labels met cd’s die slechts landelijk verspreid zijn.
Een enkele keer tref ik een componist aan die niet op de plaat staat. Het zou dan toch de moeite kunnen lonen achter diens muziek aan te gaan, bijvoorbeeld omdat hij een hof vertegenwoordigt waarvan nog niets te horen was. Misschien kan ik orkesten e.d. om opnames vragen. Of, in het geval van klavier- en kamermuziek, kijken of ik aan de partituur kan komen en zelf een uitvoering kan regelen. Ons aller Thijs Bonger deed dat ooit met een etude van Arriaga; wat dat betreft heeft hij de lat hoog gelegd…
Enfin, jullie merken het: ik surf voorlopig op een flinke golf van classicistisch enthousiasme. De eerste programma’s gaan er vast heel gemakkelijk uit rollen. Daarna is het maar afwachten, want geestdrift is een sterfelijk wezen. Maar laten we eerlijk zijn: één minuutje van een klassieke symfonie is toch genoeg om het weer op te pakken? Hopelijk denken jullie er ook zo over. Vanaf 27 april is mijn programma in de lucht. Elke tweede en vierde zaterdag van de maand, van tien tot elf uur ’s ochtends. Een droomtijd, waarop iedereen tijd voor de radio heeft – en waarop vrolijke, gemakkelijk in het gehoor liggende muziek erin gaat als koek. Dus kom op en geen smoesjes: allemaal luisteren de 27e!