Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 81.
Dat de Nederpop in de jaren nul flink in opkomst is, dat zullen we weten. Vandaag zijn we alweer bij het vierde hiphopnummer uit de jaren nul beland, en dan heb ik nog een behoorlijk aantal groepen en artiesten weggelaten!
De Jeugd van Tegenwoordig, die we vandaag behandelen, kón ik niet weglaten. Toch zag dat er in het jaar van hun debuut nog niet zo uit. Akkoord, ze hadden een kneiter van een hit met “Watskeburt”, maar dat leek een single luck te worden: hun debuutalbum deed weinig en de andere singles maakten geen indruk. “Stofzuiger” bijvoorbeeld is muzikaal oninteressant en tekstueel ranzig: niet leuk-ranzig of uitdagend-ranzig, gewoon ranzig.
Tien jaar later was alles anders. De heren brachten het album Manon uit, dat alom als meesterwerk werd bejubeld! Hun singles waren steeds minder belangrijk geworden, hun albums steeds belangrijker. De Jeugd bleek helemaal niet afhankelijk van die ene hit, maar werd een zeer relevante factor in het Nederlandse hiphoplandschap.
Ik had in mijn rubriek een liedje van Manon kunnen behandelen. Ik had ook best “Watskeburt” kunnen kiezen – een liedje in de straattaal dat het tot landelijke nummer één schopt, daar valt best wat over te zeggen. Uiteindelijk viel de keuze op “Hollereer”, afkomstig van ‘lastige tweede’ De machine.
Een beetje jammer is dat het liedje zijn grootste troef meteen uitspeelt. De bliepjes aan het begin, die mij en andere dertigers doen denken aan de Game Boy. Dat zal wel kloppen: alle drie de groepsleden zijn ietsje ouder dan ik en hebben de jaren negentig ook zo beleefd. Voor de echte jeugd van 2008 (het toenmalige tegenwoordig) hadden computerspelletjes gewoon goed geluid; zij zouden niet zo snel voor dit intro gekozen hebben.
Daarna zingen de drie een zwaar geautotuned refrein – de Jeugd zou nergens zijn zonder zijn vaste producer Bas Bron, ook bekend als de Neger des Heils. In dit lijzige, soulachtige refrein schuiven de drie steeds een ander lid naar voren. Achtereenvolgens horen we Vieze Fur, Willie Wartaal en Faberyayo – klinkende namen, stuk voor stuk! – over zichzelf rappen. Ze wisselen virtuoos tussen straattaal en netjes Nederlands, met af en toe een regeltje Engels. “Holler at you boy”, luidt het refrein. Zo bewijzen ze zichzelf ‘holler-eer’.
Vieze (‘Vjèze’) Fur heeft zijn naam niet gestolen, met zijn gladde verschijning. Maar je kunt het ook een positieve draai geven: hij heeft stijl. “Meer stijl dan een homo”, rapt hij zelf, zonder bang te zijn om er voor een te worden aangezien.
Ik kijk o zo zuur naar mijn haute couture,
want mijn haute couture is o zo duur!
Willie Wartaal (‘WiWa’) is een ander type. Hij is duidelijk de vechter van de drie. Hij claimt niet de betere smaak, maar gaat ouderwets de confrontatie aan over zijn raps, met een boodschap aan de haters.
Gemaakt om te pimpen, jij om te fronten,
altijd in je ooghoek, net als je oogpoep.
Faberyayo ten slotte gooit het ook weer op zijn uiterlijk. Hij presenteert zich als de mooiboy die hij natuurlijk ook is.
Laat het mokkel daar maar hobbelen op me hobbelpaard,
F tot de aber, jonge god, maak de roddels waar.
Drie rappers die zichzelf met veel branie presenteren, zoals Extince, maar dan wat ruiger en agressiever. Alleen: het is heel goed mogelijk dat u dat niet verstaan had. Zelf kon ik ze pas volgen nadat ik de teksten erbij had gepakt. Iemand met wat meer training in de Amsterdamse straattaal kan het waarschijnlijk wel allemaal volgen, maar dan nog: bij een optreden van zo’n groep wordt het publiek geacht mee te bewegen. Dan hou je je aandacht toch niet voor 100% bij de tekst.
Dat is nou net het geheim van de Jeugd. Raps worden niet in de eerste plaats als tekst gebruikt, maar als muziek. Een tekst mag best een beetje onzinnig zijn, als hij maar lekker klinkt. We kunnen ons ten zeerste afvragen of Vieze Fur echt wel zuur naar zijn kleren kijkt, maar met dat dwingende midden- en eindrijm is ‘zuur’ hier het enige juiste woord.