Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 35.
Ook al is het een Frans woord, cabaret is eigenlijk een zeer Nederlands fenomeen. De formule waarbij een komediant zijn grappen samenbalt in een coherente show en afwisselt met liedjes, kom je in het buitenland niet veel tegen. De Angelsaksen zijn ons veruit de baas in comedyseries, maar hun stand-up comedy is vergeleken bij ons cabaret flauw en erg oppervlakkig.
Cabaret gaat met zijn tijd mee. Logisch dus dat ook de liedjes veranderden. Latere generaties cabaretiers gebruiken steevast popmuziek in hun shows. De aartsvaders van het popcabaret zijn uiteraard Freek de Jonge en Bram Vermeulen. Als Neerlands Hoop in Bange Dagen (aflevering 16) waren ze een inspiratie voor veel latere Nederlandstalige bands. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hun act en liedjes in recensies nog vaak als ‘cabaretesk’ werden omschreven. Denk alleen maar aan Het Goede Doel (aflevering 29), of Klein Orkest (aflevering 33), met Harrie Jekkers in de gelederen.
Rijk als Nederland is aan cabaretiers, kon ik gewoon niet alle muzikale grappenmakers een plekje geven. Helemaal weglaten zou echter zonde zijn. Oneerlijk bovendien: we zouden een zeer relevant deel van de popmuziek in het Nederlands negeren. Vandaar mijn keuze voor “Ouwe lullen moeten weg” van Van Kooten en Bie.
Dit liedje verscheen oorspronkelijk als b-kant bij het singletje “Balle in me buik”. Die versie heb ik niet boven water kunnen tillen. De a-kant wordt gezongen door de mond van de Vieze Man. Welk typetje er “Ouwe lullen moeten weg” zingt, weet ik niet.
Veel bekender lijkt een versie uit 1989. Hier is het een nummer van een fictieve Nederbeatband, The Rules, die na twintig jaar een comeback wil maken.
De video toont twee veertigers, heilig overtuigd van het morele gelijk van hun generatie. Als The Rules, een grote band in Apeldoorn en omstreken, zongen ze liedjes die “haarscherp zeiden wat er mis was”. Bijvoorbeeld over ouwe lullen die de banen en de meisjes bezet hielden.
Natúúrlijk is dat liedje ook anno 1989 nog relevant. “De ouwe lullen van toen waren mannen van veertig vijftig, maar de ouwe lullen van nu, dat zijn de yuppen”. Of, zoals het in hun nieuwe, derde couplet klinkt:
En de ouwe lullen worden alsmaar jonger.
Je ziet ze al van zestien, met hun statushonger.
En moet je ze zien lopen in een blazer, met een strop,
Ouwe lullen in de tropen. Jonge lullen, donder op!
De ironie is waarschijnlijk al duidelijk: deze twee veertigers zien niet in dat er een nieuw tijdperk is aangebroken, en dat zij nu… zelf de ouwe lullen zijn. Ze hebben allebei burgerlijke banen (een marktonderzoeksbureau en een interieurverzorging) en schromen niet de jeugd te beleren. Een mooie satire van het duo dat ook de Oudere Jongeren portretteerde: deze generatie (de hunne!) weet alles beter en meet alles af aan de sixties.
Om het helemaal compleet te maken worden de ouwe lullen bijgestaan door een piepjong bandje. Pubers zijn het nog. De leadgitarist heeft al een contemporain rocksterrenvoorkomen, met zijn lange Van Halen-haar, maar de bassist is een echte melkmuil. Let ook op de drummer: dat is Kasper van Kooten, zoon van.
Maar: de muziek is verre van belachelijk. Eigenlijk is het een dijk van nummer. Misschien een cover van een bestaand Engelstalig liedje; als dat zo is, weet ik in ieder geval niet welk. Stel nou hè, dat een Nederlandse band daar in 1969 echt mee was gekomen, dan was dat regelrechte popgeschiedenis geweest. Een ereplaats in mijn rubriek zouden ze krijgen.
Maar nee, het is niet voor niets fictief. Dit soort muziek bestond nog helemaal niet rond 1970. “Ouwe lullen moeten weg” is meer een punk- of een postpunknummer, en draagt het stempel van de jaren tachtig. De akkoordprogressies, het toetsinstrument, de begeleiding, het is allemaal te modern voor eind jaren zestig. Waarschijnlijk was dit kwaaie nummer met zijn simplistische kreet oorspronkelijk als satire op de punk bedoeld.
Als je een humorist bent en je maakt liedjes, letten de mensen op je grappen en niet op de muziek die eronder staat. Zo zijn er al heel wat muzikaal matige cabaretliedjes tot grote hoogte geschoten bij de gratie van hun tekst. Eigenlijk zonde. Want als een cabaretier wél aandacht aan de muziek besteedt, pikt niemand dat op. In de annalen van de Nederpop zul je Van Kooten en De Bie althans vrij zelden tegenkomen.
Misschien moet een grote band dit nummer maar eens coveren. Meneer Dave von Raven, leest u mee?