Jarenlang waren er mensen die het riepen: Bob Dylan moet de Nobelprijs in de Literatuur krijgen. Vandaag werd deze prijs, alsnog tot grote verbazing van velen, daadwerkelijk aan de aartsvader aller singer-songwriters toegekend. Uiteraard lokt dat discussie uit: is een popmuzikant zo’n prijs, de meest prestigieuze van de wereld, wel waard? En zelfs al is hij even goed als de grote literatoren der aarde, moet die Nobelprijs niet naar een gewone dikkeboekenschrijver (m/v) gaan? Ongetwijfeld stroomt het internet op dit moment vol met goeddeels weinig ter zake doende meningen hierover. Sta mij toe, als een soort van deskundige, ook mijn visie te geven.
We schrijven 2002. Ik ben zojuist begonnen aan mijn studie muziekwetenschap. Verder ben ik al een tijdje bezig aan een inhaalslag: ik heb me, op het moment dat de Top 40 voor mijn klasgenoten een religie was, totaal niet met popmuziek beziggehouden en deze muzikale lingua franca is geheimtaal. De slag wordt op meerdere fronten geleverd: ik bestudeer de hitparade (om tot mijn verbazing te ontdekken dat de meeste achttienjarigen die muziek niet meer boeit), ik bestudeer de smaak van mijn jaargenoten en ik bestudeer de geschiedenis van de popmuziek.
Op dat laatste terrein ben ik nog het best mee. De gemiddelde persoon uit mijn omgeving is (nog) geen expert op dat terrein – hun kennis is nog zodanig dat ik ze voorbij kan streven – en de beginselen krijg ik beetje bij beetje in de colleges van Lutgard Mutsaers voorgeschoteld.
Dat wil niet zeggen dat ik niet zelf op onderzoek uitga. Zo ben ik op het spoor gekomen van Bob Dylan. De simpele compilatie-cd Greatest hits is een van de eerste pop-cd’s die ik ooit aanschaf. Ik draai de cd ook bij mijn grootouders thuis, waar ik op dat moment inwoon. Mijn opa heeft wel van Bob Dylan gehoord, en het nummer dat ik draai, “Blowin’ in the wind”, kent hij ook wel. Zijn reactie is echter gereserveerd. “Waar heeft die Bob Dylan zijn roem aan te danken? Aan zijn composities? Toch niet aan zijn stem zeker?” Ondanks mijn dan nog geringe (pop)repertoirekennis heb ik mijn antwoord klaar: “vooral aan zijn teksten.” En wat zijn stem betreft: jullie luisterden naar Louis Armstrong, had die dan een mooiere stem? Nee, dat leek eigenlijk nergens op, geeft mijn oma grif toe. Het ging om zijn trompetspel, maar die stem – ik vond het wel bijzonder om dat te horen. Mijn grootouders zijn geen domme mensen en zien de parallel: bij Bob Dylan gaat het om de teksten, maar zijn stem geeft ook persoonlijkheid.
Opa en oma hadden die teksten zo gauw nog niet verstaan en konden er niet over oordelen, maar een paar weken later, op een verjaardag bij mijn ouders thuis, waren ze wel overtuigd. “Van wie zijn die Engelse versjes?”, vroeg mijn opa toen ik twee geprinte vellen had laten slingeren. “Dat zijn songteksten van Bob Dylan”, was mijn antwoord. Uiteraard was ik niet te beroerd om ze even met gitaarbegeleiding te zingen. Ondanks de dubbele generatiekloof was mijn opa, toch niet mijn minst kritische familielid, wel overtuigd van Bob Dylans literaire kwaliteit.
Waarom trok het mij dan vanaf het begin aan? Je moet weten dat ik voor mijn kennismaking met popmuziek helemaal opnieuw moest leren luisteren. Op klassiek gebied was ik al aan Schönberg toe, maar popmuziek met een artistiekerig randje (denk aan Spinvis, om van Zappa of Björk maar te zwijgen) kon ik moeilijk hebben. Tegelijk stoorden mij natuurlijk de al te simpele liefdesteksten in de pop. Bob Dylan bood, met zijn literaire teksten op welluidende, eenvoudige liedjes, een remedie voor beide bezwaren. Helemaal mooi was dat ik mezelf pas kort daarvoor had leren gitaarspelen. Dat nu juist de hooggewaardeerde, klassiek geworden songs van Bob Dylan zo gemakkelijk te spelen waren, kwam bijzonder mooi uit.
Inmiddels zijn we veertien jaar verder en hoewel ik nog steeds een pop-achterstand op mijn groepsgenoten ervaar, weet ik nu een stuk meer van deze muziek af. Hoe groot is de verdienste van zijn werk? Wel, de liedjes waarmee hij het bekendst is geworden, de akoestische protestliedjes, waren er al. Woodie “this machine kills fascists” Guthrie had de Amerikaanse songtraditie al uitgebreid onder zijn intellectuele publiek verspreid, en er politiek geladen liedjes in gemaakt.
Guthrie lukte echter niet waarin Bob Dylan wel slaagde: een crossover tot stand brengen naar het grote poppubliek. De rock-‘n-rollgeneratie, die midden jaren vijftig als pubers de Amerikaanse burgerij had geschokt, moest het begin jaren zestig met redelijk ingeslapen muziek doen. Nu ze rond de twintig waren, kwamen deze protestliedjes als een geschenk uit de hemel. Zo kwam Dylans folk de popwereld binnen. Dat maakte niet alleen een hele generatie volkse musici wakker (denk aan Simon & Garfunkel, om maar eens twee voorbeelden te noemen), maar zorgde voor een heel nieuw type musicus: de singer-songwriter. Niet langer was de popmuziek het exclusieve domein van bands en door een orkestje bijgestane zangers. Zelf je eigen muziek schrijven werd nu een kernwaarde van alles wat aanspraak maakt op de titel “betere popmuziek”.
Bob Dylan heeft er ook voor gezorgd dat zijn muziek geen eiland in de popwereld bleef. In 1964 was dat nog wel zo: je hebt elektrische bands die rock maken en akoestische singer-songwriters die folk maken. Maar toen vond de man uit Minnesota ineens de folkrock uit. Alle hippies boos, boegeroep bij het eerste optreden en zelfs mensen die onder het podium kruipen om het snoer door te knippen. Maar op de lange duur heeft het gewerkt. Folk, rock en country bevinden zich anno 2016 op een perfecte glijdende schaal: alle mengvormen zijn mogelijk.
Maar het gaat om de teksten, nietwaar? Daar heeft Dylan tenslotte de Nobelprijs voor gekregen. Sterker nog, daar heeft hij zijn naam aan te danken – ook letterlijk, want de zanger ruilde zijn geboortenaam Robert Zimmerman in voor het pseudoniem Bob Dylan en deed dat ter ere van dichter Dylan Thomas. Wel, net als de muziek kwamen de teksten natuurlijk op het juiste moment. De stem van de protestgeneratie, die begin jaren zestig uit haar hedonistische schulp kroop en zich maatschappelijk ging engageren.
En er is meer aan de hand. Ten eerste heeft hij het mogelijk gemaakt dat er in mainstream-popmuziek überhaupt over iets anders dan tienerliefde of lekker dansen gezongen kon worden. Rock-‘n-roll moet in de eerste plaats lekker uit zijn bluesschema knallen, singer-songwritermuziek gedijt niet als de teksten niet werken. Zijn invloed op alle intelligente popmuziek daarna is dan ook nauwelijks te overschatten.
Invloed is niet de enige voorwaarde waaraan je kunstzinnige kwaliteit afmeet. Kan hij zich meten met de groten die deze prijs in het verleden ontvangen hebben? Wat mij betreft wel. Dé reden voor zijn doorbraak destijds en zijn grote aanzien nu zijn de kwaliteiten van zijn teksten. Geëngageerde stukken, jazeker, maar met veel meer poëtische waarde dan het werk van Guthrie. Eeuwigheidswaarde ook. “Blowin’ in the wind” hoeft helemaal niet over Korea of Vietnam te gaan, het is toepasbaar op elke oorlog. Transcendent is zijn werk ook. Een gemiddeld protestlied klinkt belachelijk als je het in je eentje op je kamer speelt: het gedijt alleen in een boze menigte. De poëzie achter Dylans werk spreekt het individu echter net zo sterk aan als de massa.
De transcendentie van de teksten blijkt wel als je de twee bekendste versies van “Mr. Tambourine man” naast elkaar legt. In het origineel van Bob Dylan zelf is het nog een protestlied over het Avondland dat tot zand wederkeert en een stel linkse drop-outs dat afleiding zoekt in marihuana. Bij The Byrds verdwijnt de politieke dimensie en wordt het een volbloed psychedelisch hippienummer. Een heel ander voorbeeld is “Don’t think twice, it’s alright”. Dit wrange en soms wat cynische liefdeslied bleek niemand minder dan Johnny Cash zodanig aan te spreken dat de man in black het coverde. De grote held van de country en zijn conservatieve publiek. Dan heb je het wel goed gedaan, als jonge protestzanger.
Eén vraag blijft overeind: komt een popdichter, hoe goed zijn teksten ook zijn, die Nobelprijs wel toe? Ook die kritiek hoorde ik: sommigen vinden dat een prijs van dat kaliber thuishoort bij de kern van de literatuur. Dat lijkt me niet. Ten eerste heeft Alfred Nobel zijn prijzen ooit bedoeld voor mensen die in hun werk getuigden van idealisme, die schreven (of wetenschap bedreven, of over vrede onderhandelden) teneinde iets voor de mensheid te doen. Aan dat criterium voldoet Bob Dylan als geen ander. Ten tweede wordt de beste kunst nooit helemaal binnen de lijntjes gemaakt. Als de Nobelprijs voor de Literatuur steeds weer aan een conventionele romanschrijver wordt uitgereikt, geeft het comité geen goed voorbeeld. Ten derde zijn ook de andere prijzen wel eens buiten het hokje uitgereikt. De Chemieprijs is diverse keren naar een moleculair bioloog gegaan, de Vredesprijs ging in 2009 naar Obama (die als president van de VS zijn handen echt wel vuil maakt aan oorlog). Wie kijkt er dan van op als de Nobelprijs in de Literatuur een keertje naar de bekendste literator ter wereld gaat?