Er ligt een nieuwe cd van Barbara Hannigan in de winkel. Altijd goed nieuws! Helemaal als ze daarop samenwerkt met orkest LUDWIG en het Berlage Saxofoonkwartet, twee Nederlandse geweldenaars van ensembles. Toch?
Lees verder
Tag archieven: LUDWIG
LUDWIG – Hakkebord en psalmenpomp in TivoliVredenburg
Ik weet niet wat me bezielde om uitgerekend vanavond naar de grote zaal van Vredenburg te gaan. Ensemble LUDWIG (lud-wie?) gaf er een niet goedkoop concert met een bonte verzameling werken. Het was waarschijnlijk de vreemde bezetting: het hakkebord en het harmonium stonden centraal, en ik wilde wel eens horen wat de heren (ja, alleen heren deze keer) met hun opdrachten voor deze bijzondere instrumenten gedaan hadden.
LUDWIG is een soort kamerorkest met enkelvoudig bezette strijkers, genoeg blazers, slagwerk en een piano. De gedachten gaan dan al snel uit naar Schönberg (twee kamersymfonieën en Pierrot Lunaire), en laat die nou in 1921 betrokken zijn geweest bij een arrangement van Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune waar een harmonium in voorkomt. Het was een arrangement dat gehoord mag worden kundig uitgevoerd en goed gebalanceerd. De bij Debussy prominent aanwezige houtblazers blijven zo al behouden, en het harmonium vangt veel op van de afwezige zee aan strijkers. Iets toevoegen doet deze versie echter niet: het origineel blinkt al uit in klaarheid en een piano is toch maar behelpen als hij een harppartij moet vervangen.
Van Stravinksi volgden daarna twee neoklassieke dansjes, typisch voor de vroege neoklassieke periode: een polka en een wals (het programma vermeldde ook nog een mars, die we niet gehoord hebben). Oorspronkelijk voor piano vierhandig en later ook georkestreerd, werden ze hier op hakkebord en harmonium gespeeld. Geen gekke keuze. Zulk ‘lullig’, ironisch repertoire is natuurlijk allesbehalve heilig, en de lichte beweeglijkheid van het hakkebord komt er goed in uit – net zo goed als de wals-akkoorden die het harmonium als een accordeon doen klinken.
Peter Eötvös, die we vooral als dirigent uit de nieuwemuziekwereld kennen, componeert ook in een stijl die je zowaar ook neoklassiek kunt noemen. Wel ironisch, maar niet bijtend zoals Stravinski, en zeker niet antiromantisch. In Da capo ging hij aan de haal met schetsen van Mozart, die na een expositie met verschillende graden van herkenbaarheid worden verwerkt. De welluidende drieklanken komen niet terug, maar de tonaliteit en het speelplezier raken niet uit zicht. Wat het stuk in dit concert deed? Het was in feite een hakkebordconcert, waarbij de hoge, beweeglijke tonen van het solo-instrument al even virtuoos werden afgezet tegen een lage orkestbezetting met veel basinstrumenten. Hij zal geen geschiedenis schrijven met dit stuk, maar zeker vele geschoolde oren plezieren!
Na de pauze was het hoofdwerk van het programma aan de beurt: een harmoniumconcert van Martijn Padding. Hij noemt het werk zelfs First Harmonium Concerto en het kan inderdaad zomaar het allereerste concert voor dit instrument zijn. Wat moeten we verder van Martijn Padding zeggen? Hij is een leerling van Andriessen, die zoals bekend de gewoonte had in Den Haag kloontjes af te leveren. We weten dus wat we kunnen verwachten: veel ritme en energie, weinig gevoel en persoonlijkheid. Wel is dit concert een stuk lichtvoetiger en minder agressief dan het werk van zijn leermeester en daar kan ik alleen maar blij om zijn: het danst swingend maar onvoorspelbaar naar het einde toe en verveelt ondanks zijn duur en drie delen niet. En laten we eerlijk zijn: het zit de harmonium als gegoten. De springerige arpeggi en vlotte lijnen vermijden alle neuzel-koraal-clichés waarmee dit instrument zo geassocieerd wordt, en roepen een heuse Widor of Vierne in herinnering. Hoezeer ik ook af wil van het Haagse schrikbewind dat Nederland al zo lang in zijn greep houdt, ik kán dit werk niet haten. Een waardig begin van de orkestrale harmoniumliteratuur.
Misschien kan de Nederlandse Beier Florian Maier iets aan de Andriessen-dominantie doen. De afgelopen tien jaar heb ik sporadisch werk van hem gehoord, waarin zo’n beetje alles mocht: keiharde filmmuziek, serieuze avant-garde en heavy metal. Vandaag kwam er Cimbalom Concerto, niet echt een concert maar wel een kamermuziekwerk met hakkebord, akoestische en elektrische gitaar, viool, keyboard en geplukte bas. Ondanks dit oorvriendelijke ensemble waren de metalinvloeden niet mis te verstaan: vooral progmetalbands als Tool, Opeth en Dream Theater leken, met hun ongewone maatsoorten, lange gitaarachtige soli en polyfone texturen, nooit ver weg. Onderhoudend was het zeker, en wat meer is: Maier weet de ruimtes tussen metal-, Balkan- en romantisch idioom prachtig te mengen en op te vullen. De grote vraag blijft echter: beklijft zoiets, of wordt het binnen een paar jaar te licht bevonden? Een vraag waar ik geen antwoord op heb.
Nog in mijn metalvibe bereidde ik me voor op een kouwe douche: het concert zou eindigen met een arrangement van Faurés Pavane. We kunnen voorzichtig stellen dat Fauré niet mijn favoriete componist is, en dat de zoetvloeiende nachtkaars al helemaal niet hetgene is waarmee een spetterend concert als dit moet afsluiten. Maar hoor: daar begonnen contrabas en akoestische gitaar met de begeleiding en daar kwam ineens een fluit – onzichtbaar – nee, toch niet, ze loopt uit de coulissen het podium op. Dan vallen de andere blazers in – op de balkons. Tot slot alle andere instrumenten van vanavond, ook het harmonium, ook het hakkebord, zelfs de elektrische gitaar, die Fauré zowaar doet swingen. Een simpele truc, waar je niet te lang over na moet denken: hij werkte geweldig.
Hoewel de gimmick van de twee ongewone instrumenten me naar de concertzaal heeft getrokken, had LUDWIG veel meer te bieden. Aan zulke impulsen mag ik vaker toegeven.