Wat nu volgt is mogelijk enkel interessant voor musicologen en aspirant-musicologen. In acht nemende dat ik dat eerste zelf ben, en dat een deel van mijn kennissenkring (en vermoedelijk ook de doelgroep dezer site) ook tot die groep behoort, schroom ik evenwel niet te vertellen wat ik deze week allemaal ga meemaken.
Ter zake: Richard Taruskin, een van de meest vooraanstaande levende musicologen is een weekje in Nederland en geeft hier vier lezingen – drie in Amsterdam, één in Utrecht. Een kleine groep uitverkorenen mag dan vrijdag met hem in diepgaande discussie. Vandaag was de eerste lezing, georganiseerd door de UvA in het Amsterdamse Universiteitstheater aan de Nieuwe Doelen. De lezing ging over Le Sacre du Printemps en dat is niet zo vreemd, want hoewel Taruskin, zoals gebleken is uit zijn vijfdelige muziekgeschiedenis, van alle westerse muziek wel kaas gegeten heeft, verdiende hij in het bijzonder zijn sporen in de Russische muziek.
Aanvankelijk leek de middag geen groot succes te worden. Wij (een studievriendin en ik) waren tot tien minuten voor tijd de enige gasten. Vlak voor het begin stroomde het echter binnen – ongetwijfeld deels met studenten wier college pas net was afgelopen. De lezing werd ingeleid door Rutger Helmers, eveneens een voormalig studiegenoot en als specialist in de Russische opera Taruskin en zijn publicaties bijzonder dankbaar. Toen nam de professor, een corpulente man met een zeer professorale haardracht, bril en baard, het woord: onvast en slecht verstaanbaar van toon, maar net zo helder en doelgericht van betoog als zijn boeken.
Le Sacre is niet zomaar een werk. Vorig jaar werd er een heel jubileum opgezet rondom de 100e verjaardag van de première. Er worden wel vaker jubilea gehouden rondom het geboorte- of sterfjaar van deze of gene componist, maar hoe vaak gebeurt dat met een enkele compositie? Twee keer, aldus Taruskin; het andere voorbeeld is de Negende van Beethoven.
De première van Le Sacre is beroemd vanwege de rel die het werk teweegbracht. De lezing zou echter niet over de rel gaan, maar over alles wat er daarna met het werk is gedaan. Anders gezegd: wat de geestelijk vaders zelf het werk hebben aangedaan. Zoals de lezer misschien weet (het toeval wil dat ik Taruskins muziekgeschiedenis aan het lezen ben en het hoofdstuk over Stravinski’s balletten net gehad heb; het zit dus nog vers in het geheugen), ging de rel niet over de muziek maar hoogstens over de inhoud van het ballet, waarbij een meisje aan een heidense god geofferd wordt. Vanaf 1914 – eerst in Rusland, daarna weer in Parijs – werd het werk meerdere keren concertant uitgevoerd, en ondanks de knalmoderne muziek steeds met doorslaand succes. Le Sacre werd deel van het repertoire – datgene wat orkesten frequent uitvoeren ter wille van het publiek – maar ook van de canon – de werken die wij musicologen koesteren en vol eerbied bestuderen. Van hoeveel twintigste-eeuwse composities kun je hetzelfde zeggen?
Maar resisting the Rite, dat deden de scheppers van het werk zelf. Na 1913 werd het nooit meer in de oorspronkelijke choreografie opgevoerd. De scenarist trok het verhaal terug, het ballet werd abstract (als het al aanwezig was; vaker werd het werk concertant uitgevoerd) en Stravinski beweerde glashard dat het verhaal bij de muziek was verzonnen, niet andersom.
Deze leugen, want minder was het niet, kwam de componist om meerdere redenen goed uit. Om te beginnen maakte het hem belangrijker dan Djagilev, de impresario, Roerich, de scenarist, en Nijinski, de choreograaf. Ten tweede sloot het aan op de (radicaal) nieuwe zienswijze die Stravinski zich na de Eerste Wereldoorlog aanmat: muziek kan alleen zichzelf betekenen. Hoe dan ook, deze beweringen hebben de receptie van Le Sacre tot in de jaren tachtig bepaald. Taruskins collega Pieter van den Toorn beweert zelfs dat het programma na 1913 zowat in de vergetelheid raakte.
Verschillende latere choreografieën maken die bewering wel wat twijfelachtig. Al in de jaren zestig en zeventig waren er choreografieën die zich duidelijk lieten inspireren door het originele verhaal. Wel werd het verhaal dan gewijzigd: in een Sovjetrussische versie uit de jaren zestig komt er een “communistische” herder die de maagd vlak voordat ze zich dooddanst wegvoert en redt. Westerse uitvoeringen gingen niet zo ver, maar toonden vaak wel de onmenselijkheid van de Danse Sacrale, waarbij de uitverkoren maagd wanhopig aan het wrede ritueel probeert te ontsnappen. In het origineel niets van dat alles: de stam heeft nu eenmaal bevolen dat er een offer moet worden gebracht en de maagd accepteert dat. De aanpassingen in het verhaal tonen hoe moeilijk we kunnen aanvaarden dat geniale kunstwerken soms niet stroken met onze moraal: ‘Le Sacre is goed, hoe kan het dan fout zijn?’
Tot slot liet Taruskin, aan de hand van een aantal historische en moderne uitvoeringen, horen hoe Stravinski ons beeld van het stuk na 1913 nog meer heeft veranderd. Alle oude uitvoeringen laten een heel slordige Danse Sacrale horen. Niet zo vreemd ook, wat dit slotstuk met al zijn harde klappen en onvoorzienbare maatwisselingen is hondsmoeilijk. Maar: oorspronkelijk was dit misschien net de bedoeling. Stravinski wilde immers een stelletje wilde heidenen uitbeelden, en hoe kon dat beter dan door middel van onmenselijk moeilijke maatverdelingen het orkest te ‘dwingen’ niet helemaal op de tel te spelen? Pas later, in zijn neoklassieke periode, bekeerde Stravinski zich tot het ideaal van mechanische, pijnlijk exacte uitvoeringen: ‘Interpretatie bestaat niet, speel gewoon wat er staat!’ Tegenwoordig wordt de Danse Sacrale niet meer anders uitgevoerd; dat komt doordat er uitentreuren (niet in de laatste plaats op conservatoria) op wordt geoefend, maar ook doordat Stravinski dat in de loop der jaren van ons is gaan eisen.
Na de lezing, die geen moment saai werd maar wel behoorlijk uitliep, was er ruimte voor vragen. De een wilde heel specialistische of abstract-filosofische dingen weten, de ander was benieuwd naar wat Taruskin zelf de beste uitvoering vond. (Een onmogelijke vraag, natuurlijk.) Ik vroeg mij af waarom Stravinski, wiens latere werk toch zo lijnrecht tegenover Le Sacre stond, het ballet niet gewoon had teruggetrokken. “Dat kon hij niet”, was Taruskins repliek, “het was zijn populairste werk.” Toch was de professor ervan overtuigd dat Stravinski zeker de pest over dit werk in had, en het heus wel had teruggetrokken als hij de kans had gehad. De geschiedvervalsing die deze middag aan bod is gekomen, was een poging om Le Sacre toch zo goed mogelijk bij zijn latere werk te doen passen.
Geen slecht begin van de week. Ik heb een gewichtig geleerde horen spreken en voel mezelf weer op en top musicoloog. Ook de wetenschap in gaan en net zo erudiet en succesvol worden, dat lijkt me nu wel een mooi streven!