Gaudeamus Muziekweek 2014 – Haags Conservatorium

Het meeste gebeurt deze week natuurlijk ’s avonds na achten. Dan komen de grote concerten met de laureaten en de routiniers. Maar de Gaudeamus Muziekweek omvat ook lunchconcerten. Gisteren en vandaag stond er werk van conservatoriumstudenten geprogrammeerd, gisteren uit Amsterdam, vandaag uit Den Haag. Ook als je net bezig bent, verdien je het dat je werk besproken wordt.

Eén ding kunnen we er zeker uit opmaken: de tijd dat Den Haag voornamelijk Andriessen-adepten voortbracht (de roemruchte Haagse School) ligt achter ons. Vier componisten stonden er op het programma, met alle vier een totaal verschillende stijl. De werken stonden geprogrammeerd van conservatief naar experimenteel.

De Venezolaans-Colombiaanse componist Renan Zelada bracht Trois Tableaux voor accordeon naar Cloud Nine. Tonaal, melodisch en met sterke folkinvloeden – het stuk lag bijzonder goed in het gehoor. Hoewel zijn werken iets verrassender mogen, verdient hij zonder meer een pluim dat hij zo ‘mooi’ durft te componeren, zonder angst om niet vernieuwend genoeg te zijn. Alleen jammer dat die folkmelodieën juist op een accordeon worden gespeeld: je moet rode rozen niet rood kleuren. Op een harmonium of orgel hadden ze ook mooi geklonken.

De Griek Nikos Kokolakis had filmmuziek gemaakt bij de artistiek-vervreemdende stomme film At Land. Dit stukje film uit 1944 is zijn tijd een end vooruit en maakt diepe indruk. De muziek helaas niet. Kokolakis krijgt de juiste sfeer te pakken (een ongemakkelijk klanktapijt van blazers met eenzame pianotonen), maar verzandt al snel in clichés. Zonder de film blijft er van de muziek weinig over.

Het volgende werk heette 4 Glides en kwam van de Estische Liisa Hirsh. Dat werk was eigenlijk best goed, maar niet geschikt voor mensen die niet van glissandi houden. Het stuk bestond namelijk geheel uit vloeiend stijgende en dalende noten. Hiermee deed het me aan Gloria Coates denken. De uitvoering was helaas niet perfect: de zangeres, die een paar woordeloze glissandi had, was nauwelijks te horen tussen de instrumenten.

Een deel van de muziekwereld is nu eenmaal geobsedeerd door bliepjes. Niet-liefhebbers van elektronische muziek moeten dat accepteren. De Noor Eirik Brandal is zo iemand, blijkens zijn SJOF. Vier musici stonden achter een tafel met elektronische muziekapparaten. Een oningewijde kon misschien denken dat ze aan het retrogamen waren: veel van de piepjes en knallen deden onmiddellijk denken aan primitieve soundtracks bij oude computerspelletjes, ook al is Brandal van 1991 en heeft hij die tijd niet meegemaakt. Een hele lading aan andere associaties kwam langs: morseseinen, een cardiograaf (piep… piep… piiiiiiiiiii…) en een brandalarm. Hoogst onaangenaam allemaal, zeker omdat het hard uit de boxen kwam (gelukkig nog net onder de pijngrens). Naarmate het stuk vorderde, begon ik me wel af te vragen of die eindbaas nu eindelijk dood was. Het was lang geen slecht stuk, maar je moet echt wel iets met het genre hebben om ervan te genieten.

De muziek die we hoorden kwam van compositiestudenten. Die hebben heus nog wel wat te leren, anders hoefden er geen conservatoria te bestaan. Maar een slechte reclame voor de studie compositie was het zeker niet.

Gaudeamus Muziekweek 2014 – Dynamic Saxophones/The Seven Chakras

Tot nu toe is deze Gaudeamus Muziekweek het domein van de vrouwen: zij schrijven de beste composities en lopen het meest in de kijker. (Zie de vorige twee recensies, maar ook de volgende.) Dit dubbelconcert is een uitzondering: vier mannen op het podium (de vier saxofonisten van het Amstel Quartet), zes mannelijke componisten. Mannen onder elkaar – niet correct, maar af en toe is dat gewoon heel gezellig.

En híng ook een goede sfeer bij het concert. De vier saxofonisten speelden in Cloud Nine. Je moet met roltrappen en trappen naar de nok van het gebouw, om vervolgens in een kleine zaal te belanden. Ver van de buitenwereld, dichtbij de musici, met zijn allen bij elkaar gekomen voor dit ene concert.

Het programma was met gelukkige hand samengesteld. Nog tijdens het binnenlopen werd het publiek in de stemming gebracht met Four5, een van John Cage’ late ‘number pieces’. De musici stonden aan vier kanten op het balkon en richtten hun schaarse tonen op het publiek. De presentatie paste bij Cage: helemaal op zijn oosters, geen publiek dat vanaf het begin geconcentreerd toehoort, alleen maar muziek die er gewoon is, maar tegelijkertijd totaal geen achtergrondmuziek. Tijdens het stuk begon er onverhoeds een elektronisch herhalingsmechanisme (bedoeld voor een later stuk) te draaien. Deze onvoorziene extra tonen maakten het werk nog hypnotiserender. Cagiaanser kan het niet!

De rest van het concert verliep wel even anders. Het ene na het andere toegankelijke, jazzy werk stond geprogrammeerd, en allemaal waren ze meeslepend. Meteen na de laatste noot van Four kwam Barricade! aan de beurt, een kort, ritmisch stuk van Wilbert Bulsink.
  Daarna volgde OhEngelOh, een nostalgische ode van Max Knigge aan zijn geboortestad Hengelo. Het is een ‘lekkere’ compositie: toegankelijk, afwisselend maar nooit in de buurt van triviaal.
  De gearriveerde Sander Germanus sloot daar met zijn Moonwalk mooi op aan. Voor zover te horen geen hommage aan Michael Jackson, wel een verwijzing naar het lopen bij geringe zwaartekracht: hoog springen maar tegelijkertijd geen controle over waar je heen gaat. Dat effect illustreerde hij met kwarttonen (op saxofoons goed uit te voeren). Het is wonderlijk hoe goed Germanus de wereld van de microtonen beheerst. Het klinkt niet gemaakt, niet vals, niet ongepast. De swingende loopjes en de koraalachtige passages klinken er alleen maar frisser door, alsof je in je zij gekieteld wordt. Of inderdaad, zoals lopen op de maan: er klopt van alles niet, maar het geeft je zo’n enorme kick!

Aleksej Sysojev was met zijn Consistent Contradictions de vreemde eend in de bijt. Zijn stuk lag niet zo gemakkelijk in het gehoor. De onharmonische structuren en de vele bijzondere technieken, zo alomtegenwoordig op de rest van het festival, kwamen weer even nadrukkelijk om de hoek kijken. Helaas viel het werk me wat tegen. De Russische componist blijkt een rare obsessie voor hoge pieptonen uit de sopraansax te hebben, een obsessie die ik niet deel.

Het laatste stuk, Sax quartet van Hikari Kiyama, zocht ook extremen op, niet in toonhoogte maar in volume. Gelukkig weerstond het ensemble de verleiding om met een versterker de trommelvliezen aan te vallen. Met dit stuk werd de draad van de eerdere werken weer opgepakt. De Japanner zocht zijn inspiratie duidelijk bij de jazz, maar ook bij de metal (fan van Slipknot). Van tevoren had hij aangekondigd dat hij de saxofoon van een melodie-instrument in een ruisinstrument had omgevormd. Dat viel gelukkig erg mee.

—–
Net als gisteren kreeg het concert op de late avond een vervolg, als een soort verlate toegift met een grote mond. Na het gebeuk van Kiyama stond nu een heel ander stuk op de lessenaar: The Seven Chakras van Wim Hendrickx. Na het lezen van de toelichting en de gesproken inleiding van de componist hield ik mijn hart vast. Wat moet ik in godsnaam met die zweverige oosterse zooi?
  Dat viel mee. Hendrickx had gelukkig de verleiding weerstaan om inspiratie uit de Indiase muziek te putten: het was een westers aandoende suite in zeven contrasterende delen, en zeker de snelle, ritmische stukken doen niet direct meditatief aan. Ook mooi was de visuele component: elke chakra kreeg een andere kleur van de regenboog, tot uiteindelijk bij nummer 7 het witte licht inviel. Uit de luidsprekers klonken soms echo’s van de vier saxofonisten, maar ook natuurgeluiden. Jammer, zo komen we toch iets te dicht bij de wereld van overjarige homeopathische zweefhippies.

Alle musicologen – dat weet ik zeker – willen diep van binnen het liefst componist zijn. Toch heb ik niet vaak een concert meegemaakt dat de wens om zelf ook zoiets te gaan maken zó nadrukkelijk in me boven haalde!