Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 68.
Sinds jaar en dag kun je als serieuze popliefhebber niet meer aankomen met Bløf. Sterker nog: je scoort beter als je de vier Zeeuwen verrot scheldt. Hun muziek is “te commercieel”, hun teksten zijn “quasi-diepzinnig”. Helemaal eerlijk is dat niet. Natuurlijk, Bløf is al jaren een van de grootste bands hier te lande en hoge bomen vangen veel wind. Toch lopen pakweg Coldplay, Red Hot Chili Peppers en U2, die vergelijkbare muziek maken, niet zo algemeen tegen een muur van onwil op in de wereld van de zelfverklaarde popliefhebbers.
Dat is niet altijd zo geweest. Toen ik in Zeeland kwam wonen, twintig jaar geleden, moest Bløf nog landelijk doorbreken. Op Walcheren kende men de band al twee jaar. De klas liep ermee weg en mij deed “Aan de kust”, met zijn mengeling van roemrijk verleden en harde zelfspot, ook wel wat.
Toen ik muziekwetenschap ging studeren, mocht Bløf ook nog. Ik was er “die Zeeuw” en Bløf was iets om trots op te zijn. De Nederlandstalige rage van de jaren negentig ijlde nog na en deze band had een brede fanschare opgebouwd. De teksten, steevast geschreven door bassist Peter Slager, werden nog als ‘literair’ beoordeeld, in de beste traditie van De Dijk en The Scene (aflevering 46). De muziek was mainstream, maar goed, en Paskal Jakobsen was een rasartiest. En de dood van drummer Chris Götte had zoveel indruk op Nederland gemaakt, dat het gedenkalbum Blauwe ruis twee jaar in de hitlijsten doorbracht.
Vandaag bespreken we een liedje van de opvolger Omarm, een positieve plaat die helder afsteekt bij de treurige voorganger. Om precies te zijn bespreken we de titeltrack.
Het liedje opent met een rustige, maar redelijk ingewikkelde gitaarriff. Dat loopje doet ons verlangen naar de drummer, die ons ritmegevoel kan bevestigen. In plaats daarvan slaat de drummer echter een andere maat: hij speelt 6/8 terwijl de gitaar een vierkwartsmaat laat horen. Met deze ritmische truc wordt het nummer muzikaal al meteen boven de middelmaat getild. Bovendien wordt meteen duidelijk dat je met een luisterlied te maken hebt, want zonder eenduidige ritmische puls gaat dansen of meebewegen niet werken.
Alle reden dus om de tekst eens te beluisteren. Die is in elk geval weer 100% Bløf:
Hoe ver je gaat
heeft met afstand niets te maken.
Hoogstens met de tijd.
In letterlijke zin zijn die regels onzinnig. ‘Ver’ betekent gewoon ‘op grote afstand’, het heeft dus alles met afstand te maken. Daarom is het erg verleidelijk om de teksten van de band inderdaad maar als quasi-intellectuele onzin af te doen.
Maar dat is ook een vorm van luiheid. Laten we nu gewoon wél de moeite nemen om een diepere betekenis achter deze regels te vinden. De schrijver wil dialectisch denken op gang brengen: met een paradox verwijst hij naar een hogere waarheid die je in een gewone omschrijving niet zó elegant of veelzeggend kunt uitdrukken.
Die waarheid zou kunnen zijn: je kunt met een vliegtuig in een halve dag naar de andere kant van de wereld reizen. Maar ben je dan zo ver van huis? Vliegveld, resort, vliegveld, weer terug, verder niets van de wereld gezien. Pas als je langer weg bent uit je oude omgeving, ga je je misschien wat onthechten en ben je verder weg. Maar uiteindelijk moet het ook daar niet aan liggen.
Überhaupt is het de vraag of het hier letterlijk over reizen gaat. Een mens kan ook in zijn leven ver gaan: ver van de waarden waarmee hij is grootgebracht, ver van de gewoonten die hij normaal praktiseert, ver van de dingen die zijn omgeving doet. Heel het liedje – ik ga niet elke spreuk van dat lied analyseren – staat bol van de paradoxen over denkprocessen.
Des te opvallender is het refrein. Dat lijkt in ieder geval overduidelijk:
Lief, ga dan mee
en omarm me,
omarm me, omarm me
en breng me nergens heen.
In eerste instantie ben je natuurlijk geneigd daar weer iets diepers achter te zoeken. “Neem me zoals ik ben”, dat ligt voor de hand. Maar de letterlijke betekenis moeten we zeker ook niet vergeten. Paskal staat hier eerst en vooral gewoon te zingen “kom maar hier”. De liefde, met licht-erotische boventonen, domineert het album. Omarm werd de titel van de hele plaat, de hoes vertoont zwoel geel en rood en later worden we getrakteerd op de regels “Sla je benen om me heen / en laat me bij je binnen”. Bij een keurige band als Bløf werkt dat wel lichtelijk choquerend!
Het vurige “omarm me” valt moeilijk te rijmen met het bedachtzame karakter van de eerste twee coupletten met hun tegen elkaar in lopende ritmes. Daarom gaat na het tweede refrein de schuif ook vol open en horen we ineens stevige rock met een hammondorgel (een in Nederland geliefd instrument). Tegen het einde gaat het nummer dan toch weer terug naar de oorspronkelijke textuur, terwijl de zang afsluit met nog een aforisme.
Je kunt zeggen dat het nummer hiermee op twee gedachten hinkt: moet het filosofisch-bedachtzaam of juist ongecompliceerd en volle bak? Muzikaal gezien is dat eigenlijk een non-argument: hoeveel nummers beginnen er niet rustig, om dan naar een climax toe te werken die tegen het einde weer wordt afgebouwd? Bovendien: tempo, toonsoort en een groot deel van het ritme blijven behouden. Nee, dit nummer lijdt niet aan interessantdoenerij!
Het beste argument voor die stelling bieden de reacties onder het YouTubefilmpje. Op de een of andere manier is het liedje bekend geraakt in Brazilië, waar men niets van de tekst verstaat. Maar de pure zeggingskracht van het liedje doet het hem blijkbaar: “Simplesmente fantástico! Agradável de se ouvir.”
Waren wij nog steeds maar zo vol lof over deze talentvolle Middelburgers…