“Denk mar nie veur mij”, zingt Lohues in de afsluiter van zijn nieuwe album. Ik moest denken aan het verwijt dat hij me maakte over mijn scriptie: er stonden allerlei onwaarheden in doordat ik dingen voetstoots had aangenomen c.q. ingevuld. Sindsdien kijk ik wel beter uit om overhaaste conclusies over andermans werk te trekken. Echter: helemaal kom je daar niet onderuit als je een plaat gaat recenseren.
Aosem heet zijn nieuwste album. De titel is natuurlijk Drents voor ‘adem’, maar lijkt net zo goed een knipoog naar het Engelse modewoord ‘awesome’ (een idee dat misschien uit West-Vlaanderen komt?). Vorig jaar heeft de Drentse zanger-schrijver bij uitzondering geen nieuwe plaat gemaakt. Inmiddels heeft hij zijn eigen label (Ericana, naar een eerder album), maar verder sluit dit album goed bij zijn voorgangers aan. De soloartiest Daniël Lohues wordt nog steeds bijgestaan door enkele vertrouwde begeleiders, al speelt hij soms alle instrumenten in deze studioversies zelf.
Tijdens de eerste twee liedjes krijg je de indruk dat hij naar het idioom van zijn oude band Skik terugkeert (Lohues kwam onlangs in de media melden dat een reünie van Skik niet voor de hand ligt – waarom zou je dan niet dezelfde muziek met andere mensen maken?), maar over de gehele plaat overheersen akoestische of bijna akoestische liedjes. In feite lijkt het idioom nog het meeste op de Allennig-platen – country- en bluesgrassachtige nummers wisselen subtiele pianoballads af. Toevoegingen als een strijkkwartet in twee liedjes kunnen dat niet verbloemen. (Geen kwaad woord over deze keuze trouwens, ze pakt uitstekend uit.)
Ook de liedteksten doen denken aan het Allennig-vierluik. Liefhebbers zullen zich nog wel herinneren dat de zanger toen vaak niet goed in zijn vel zat. Op Aosem overheersen ook diepe overpeinzingen: heeft de mens een vrije wil, heeft het leven zin, moet ik mezelf ambitieuze doelen stellen – allemaal vertrouwde kost voor Lohues-volgers. De teksten zijn misschien wel mooier dan ooit: wetenschappelijke inzichten over het einde van de zon (en daarmee ook de aarde en de maan) worden in eenvoudig en elegant Ericaas op maat en rijm gezet. De liefde is present als vanouds: meisje weg (“Slof”), nieuw meisje terug (“En toen kwam jij”). Henny Vrienten en Jack Poels vonden zichzelf al kinderlijk toen ze op 32- respectievelijk 36-jarige leeftijd weer verliefd werden, Daniël Lohues bewijst dat het ook op je 44e nog kan. “Belinda”, dat lijkt een liedje over een verbroken relatie, maar gaat dat niet gewoon over stoppen met roken?
Toch zijn de teksten somberder dan anders. Dat Lohues graag verre reizen maakt, dat weten we. “Eben weg” wil hij, ook hier weer. Maar in “Op de loop” lijkt hij serieus over emigreren te denken: ‘As ’t zo deurgiet gao ik nog ’s echt / Op de loop.’ Zou het de huidige tijd zijn? Zou Lohues zich zoveel zorgen maken dat hij echt uit Drenthe weg wil? Ronduit duister is de afsluiter “Let mar niet op mij”. Onheilspellende synthesizerklanken leiden naar een country-achtig liedje in mineur, dat zich moeizaam voortsleept rond een uitgeput klinkende tekst, om onbevredigend in de dominant te eindigen. Gothic americana noemt men dat in de VS, en het is voor het eerst dat Daniël Lohues, toch nooit te beroerd om alle soorten country te verkennen, dit genre op zijn eigen plaat gebruikt. Bovendien sluit hij zelden een plaat met een somber liedje af, wat het effect alleen maar bloedstollender maakt. We moeten bijna wel hopen dat zijn volgende plaat vrolijker is.
Eindoordeel? Eerst het punt van kritiek. Alles bij elkaar valt Lohues, de grootmeester van de Nedersaksische popmuziek, hier in herhaling. Vooral muzikaal bieden de meeste liedjes veel wat we al eerder gehoord hebben, zeker ook bij hem zelf. Maar de kwaliteit is weer uitstekend. Na ruim twintig jaar zit er nog altijd geen rem op Lohues’ inspiratie, na diverse projecten en talloze zijwegen is het niveau nog steeds niet gedaald. We kunnen gewoon weer naar de schouwburg om van een nieuw stuk Drentse topmuziek te genieten – maar had iemand daar van tevoren aan getwijfeld?