Oké, we hebben deze maand al talloze overzichtsstukken gezien. Lijstjes met de beste platen van de jaren tien volgens deze-en-gene, lijstjes met de best verkopende nummers, essays over hoe slecht de muziek er eigenlijk voor staat. Persoonlijk heb ik dit decennium, ondanks enkele heldhaftige pogingen, slechts sporadisch, broksgewijs en selectief bijgehouden wat er op popgebied gebeurde. Een lijst met de beste platen kan ik daarom (eigenlijk) niet maken. Is dit stukje, op de allerlaatste dag van de jaren tien, dan niet erg “spuit elf”? Kan, maar ik wil er zelf nog graag wat over zeggen. Of dat zin heeft, laat ik aan de lezer over.
Wat kenmerkt de jaren tien in de popmuziek? In de eerste plaats: de definitieve teloorgang van fysieke media als big business. Decennialang konden artiesten en platenmaatschappijen schatrijk worden met de verkoop van platen, cd’s en cassettebandjes. Nu verdient men al meer geld met Spotify en zijn broertjes dan met fysieke media – dat is veelzeggend als je bedenkt hoe weinig gebruikers voor streamingsdiensten betalen. Daar doet de sterk geëxplodeerde verkoop van vinyl – ik kende in 2004 al mensen die platen kochten, maar pas dit decennium werd die trend zo groot dat het de gewone man op ging vallen – weinig aan af.
Het is duidelijk dat dit de toekomst van de popmuziek onzeker maakt. David Byrne, frontman van de Talking Heads, meende in 2013 zelfs dat “het internet alle creatieve content uit de wereld zou zuigen.” Zoals ik destijds al betoogd heb (en: o jee! is dat al zes jaar geleden?) valt zijn bewering door het overtrokken karakter ervan gemakkelijk te weerleggen. Mensen maken al tienduizenden jaren kunst, daar gaat het internet niet in een paar jaar een definitief en compleet einde aan maken.
We zien ook duidelijk dat de muziekindustrie een vangnet heeft gevonden: liveoptredens. Juist in deze tijd van algemene beschikbaarheid wordt het extra bijzonder om fysiek dichtbij je idool te zijn – dat kan immers niet via het internet. Een terugkeer naar de oude cultuur van livemuziek. Al komen tournees wel steeds meer onder een vergrootglas nu het probleem van de ecologische voetafdruk weer zo actueel is…
In de nieuwste OOR wordt de “verstoppende beschikbaarheid” verantwoordelijk gehouden voor een muzikaal bijzonder armoedig decennium. De platenboeren spelen op seef en schuiven alleen nog “non-descripte mega-publiekslievelingen” als Adele, Ed Sheeran en Drake naar voren. Popmuziek zou zelfs zijn maatschappelijke relevantie verloren hebben. Dit alles wordt beweerd door Tom Engelshoven, sinds jaar en dag alom bekend als het zonnestraaltje van de vaderlandse popjournalistiek.
Ik kan hem geen gelijk geven. Adele en Ed Scheerzeep zijn totaal geen typische verschijnselen van onze tijd. Pessimisten hebben vaak een bijzonder selectief geheugen. Ik kan me niet voorstellen dat Engelshoven de ultieme mainstreammuziek van Celine Dion vergeten is, of de clichématige hiphop van 50cent. En zelfs de jaren zestig hadden Cliff Richards, om nog maar niet te spreken van de chansons en schlagers (Gert en Hermien!) waar volwassenen toen massaal naar luisterden.
Akkoord, hij heeft wel gelijk dat het afgelopen decennium geen wereldschokkende muzikale vernieuwingen heeft voortgebracht. Maar feitelijk staat de muziek al sinds de jaren negentig stil. De generatie die toen puberde heeft Nirvana als wereldschokkend ervaren, maar wat was die hele grunge nou eigenlijk? Ongeveer gelijke delen punk en metal, naar smaak aangelengd met postpunk. En de jaren nul, hebben die veel nieuws gebracht? Er is me, behalve jengelige r&b, geen enkele hype of mode bijgebleven. Het was allemaal om beurten uitkauwen van eerdere modes, zonder dat er richting achter zat.
Wat dat laatste betreft zijn de jaren tien juist een vooruitgang. Na een richtingloze periode (die, hou me te goede, zeker ook geweldige muziek heeft voortgebracht!) tekenden zich de afgelopen tien jaar juist weer duidelijke modes af.
De eerste helft van de jaren tien stonden duidelijk in het teken van de retro- en vintagemode. Het opkomend hipsterdom concentreerde zich rond een nostalgie naar de vroeg-na-oorlogse tijd (zoiets als de vroegmoderne tijd, maar dan… enfin, u begrijpt het). Die uitte zich in een kamerbrede folkrevival, maar vooral in een explosie aan bandjes die zich op de sixties richtten.
Sommigen, zoals Jacco Gardner, gingen daar extreem ver in en haalden zelfs de apparatuur van vijftig jaar eerder weer van zolder. Een soort authentieke uitvoering – ook het idee achter The Analogues, de band die het nodig vond de platen van de Beatles zo exact mogelijk na te spelen. Dat hoeft van mij allemaal niet, maar over het algemeen bleek de retrotrend wel degelijk een vruchtbare bodem. Een beetje zoals de Britpop in de jaren negentig heeft een heel contingent hippe indiebands muzikaal prijzenswaardige oeuvres bij elkaar gespeeld door zich op de jaren zestig te richten.
De meeste indie valt nog onder de rock: er is een gitarist (of twee), een bassist en een drummer. De wat steviger rock had het echter moeilijk dit decennium. Feitelijk is die stijl ook al sinds 1980 een beetje klaar. Nadat rock ’n roll in de jaren vijftig ontstond en in de jaren zestig onder invloed van de blues tot de rock uitgroeide, baarde het genre allerlei wonderlijke kinderen: het vage en creatieve psychedelica, het geleerde en corpulente progrock en tot slot een ADHD’er met leerproblemen, punk.
Eigenlijk was de punk al het einde van de rock: het was de muziek van jongeren die de progrock niet konden uitstaan en wel weer gewoon liedjes van drie minuten wilden. Retro naar de jaren zestig feitelijk. De jaren tachtig werden getekend door postpunk, sombere muziek die grotendeels buiten het kader van de rock viel. De rock probeerde zich nog wel te vernieuwen met hardcorepunk en metal, maar dat werd nooit echte mainstreammuziek.
Toch leverden de jaren tachtig twee duurzame rockgiganten op: Bruce Springsteen en U2. Hun muziek was niet extreem vernieuwend maar van hoge kwaliteit; hun individuele klasse heeft de rock nog jarenlang relevant gehouden. Maar nu vergrijst ook hun publiek. Van de nieuwe Springsteen lag de wereld niet echt massaal wakker. Ja, hij was weer goed hoor, net zo goed als al die andere. Dus wat voegt hij nog toe? U2 probeerde in 2014 wanhopig relevant te blijven door de gebruikers van iTunes hun album Songs of innocence verplicht cadeau te doen. Veel verontwaardigde reacties waren het gevolg, en vragen van tieners als “wie is U2 nou weer?” waren ook niet van de lucht.
Rock wordt langzaam wat jazz in mijn kinderjaren was: muziek die je met oude mannen associeert, die ondanks zijn intrinsieke aantrekkingskracht passé klinkt. Maar toch: laten we het toch niet helemaal doodverklaren. Uit totaal onverwachte hoek komt een lichtpuntje. De intussen ontbonden boyband One Direction had diverse hits die stilistisch gezien onder de rock vallen. In mijn tijd maakten zulke bands verwaterde r&b. Zolang de muziekindustrie dertienjarigen nog rockmuziek durft voor te schotelen, heeft de rock zijn relevantie niet helemaal verloren.
Ander lichtpuntje: de hiphop bloeide weer op. Man, wat werd dát tijd. Na een vliegende start in de jaren tachtig zakte het genre in de jaren negentig wat in. Na de moord op Biggie en 2pac was de hiphop zijn sterren kwijt. Rond 2000 was het Eminem wat de klok sloeg, die (mede) de weg vrijmaakte voor een hoop harde emomuziek met rapgedeeltes. Daarna was het wel een beetje klaar. 50cent vierde hoogtij met weinig originele en vaak doodsaaie rapjes, maar hij kwam van de straat en had een keer negen kogels door zijn bakkes gekregen. Dan kon zijn muziek toch niet slecht zijn?
Dit decennium, zo uit het niets, werd er ineens weer volop geëxperimenteerd en vernieuwd in de hiphop, en het grote publiek lust het weer. Kanye West, glad gestoord maar niet van talent gespeend, eiste over de gehele breedte van de Amerikaanse samenleving de aandacht op: in het Witte Huis, op tv bij The Kardashians, maar zeker ook op de radio en in de muziekbladen. Nog relevanter werd Kendrick Lamar, die voor DAMN. zelfs als eerste popmuzikant ooit de Pulizerprijs kreeg. Ook binnenlands bloeide de hiphop – in de breedte, maar ook in de hoogte. Amerika heeft Kanye en Kendrick, wij hebben Typhoon en Fresku.
Met Kendrick Lamar hebben we trouwens een man van onze tijd te pakken. Hij spreekt zich uit over discriminatie, politiegeweld, slavernijverleden, kortom de zaken die de zwarten in Amerika aanspreken en die dit decennium uitgebreid het nieuws haalden. Artistiek relevante muziek gekoppeld aan sociaal relevante thema’s, zo kom je wel aan je waardering.
Hebben we het over maatschappelijke relevantie, dan denken we de laatste jaren ook aan #MeToo. Inderdaad zijn vrouwen dit decennium relevanter dan ooit. Natuurlijk hadden we in de jaren tachtig al Madonna en in de jaren negentig indieheldinnen als P.J. Harvey en Tori Amos, maar pas dit decennium gaat het echt los. Lady Gaga gaf eind jaren nul al het startsein, inmiddels hebben we Janelle Monaé, Lana del Rey, Adele, oudgediende Beyoncé en haar zusje Solange. Veel goed verkopende, kwalitatief hoogstaande vrouwenmuziek en genoeg kleurtjes. En met de piepjonge veganiste Billie Eilish hebben we ook de generatie-Thunberg en haar problematiek aan boord. De boomers hebben hun superdeluxe heruitgaven van klassieke rockalbums, de tieners zorgen voor relevante platen. Daarmee is de maatschappelijke rol van de popmuziek voor de komende twintig jaar gewaarborgd.
Deze vrouwen maken overwegend elektropop. Dat was in de jaren nul een soort scheldwoord: alleen in de typische hitparademuziek werden elektronische liedjes met een lekkere melodielijn gemaakt. Maar dit decennium blijkt dat je er ook verdomd intelligente luisterliedjes met een originele, hoogst eigen boodschap mee kunt maken. Zelfs dat vervloekte Autotune, dat dit decennium niet alleen gebruikt werd om beperkt zangtalent te verhullen maar ook om robotachtige effecten te verkrijgen, heeft zijn waarde als expressiemiddel bewezen.
En nu? Wat brengen de jaren twintig?
Tja, nu mag ik koffiedik gaan kijken. Eerlijk gezegd geloof ik niet in koffiedik kijken of welke andere vorm van wichelarij dan ook. Pak me ook niet te hard als straks in 2029 mijn verwachtingen totale onzin zijn gebleken.
Om te beginnen: de hiphop en elektropop zullen nog wel even hoogtij vieren. Wel verwacht ik dat de hiphop steeds meer oplost in andere muziekgenres. Hoogstaande hiphop is nu al steeds minder vaak gelul met een kale beat eronder. Logisch ook: dat wordt al gauw meer van hetzelfde en daar overtuig je de critici en het publiek niet mee. Er zal de komende jaren meer worden gezongen en minder worden gerapt, terwijl de beats steeds meer onder de begeleidende lagen worden gestopt. Typhoons “Liefste” haalde zijn inspiratie al veel meer van Liesbeth en Ramses dan van Run-DMC; in de jaren twintig gaat dat normaal worden.
Maar als de muziek van zwarten en jonge vrouwen blijft domineren, waar gaan boze en middelbare blanke mannen dan naar luisteren? Hun helden sterven en/of stoppen met muziek maken, maar zijzelf verdwijnen niet. Gezien de grote electorale successen van rechts-populistische partijen in de hele westerse wereld kun je deze bevolkingsgroep nauwelijks irrelevant noemen.
Maar nee, ik verwacht geen vernieuwing uit deze hoek. Als je die mensen vraagt naar hun drijfveer om op Geert of Thierry te stemmen, hoor je steevast: de angst dat het Nederland dat zij kennen, gaat verdwijnen. Zij zijn op zoek naar vastigheid: alledaagse dingen zien zij liever hetzelfde blijven of weer als vroeger worden. Dat is hun goed recht, maar dat betekent wel dat deze bevolkingsgroep niet voor innovatieve muziek gaat zorgen.
Je zou het wel willen misschien, de boze jeugd uit Duindorp, de Sterrenwijk of Amsterdam-Noord die op de barricade gaat met een vernieuwende, eigentijdse mix van rap en levenslied en daarmee de keurige bakfietselite uitdaagt. Of een golf aan corporale Baulievers die de conservatoria overspoelt, aan de vleugel zijn ongehoorde strijdliederen schrijft en de stationspiano’s van Tiersen en Einaudi verlost. Maar het zit er domweg niet in.
De tijd lijkt wel rijp voor een herwaardering van de jarentachtigmuziek. Afgelopen decennium waren er wel bands en artiesten die de darkwave of synthpop gingen retroën, maar echt een grote beweging wilde dat niet worden. Maar wat niet is, kan nog komen. De ingrediënten zijn er: net als in de jaren tachtig leven we in een periode van grote politieke onzekerheid en milieuproblemen – een mooie voedingsbodem voor vleermuizenmuziek. En een paar scherpe bliepjes à la Depeche Mode zouden de alomtegenwoordige elektropop wat kunnen kruiden.
Verder: singer-songwriters zijn er het hele decennium geweest en zullen er ook volgend decennium zijn. En ook in de jaren twintig zullen ze niet cool worden. En de Stones? Die zullen vast wel doorgaan. Tenzij Keith Richards alsnog aan zijn levensstijl bezwijkt. Maar die heeft al zoveel overleefd, die haalt de 86 ook nog wel.